4. De Geelgieter Deel 2

In het verleden was geelgieterij een niet milieuvriendelijk ambacht
Het metaalgieten hoorde tot de gebruikelijke ambachten in een middeleeuwse stad. Niet alle inwoners van een stad waren echter even blij met het gieten van metalen. In 1621 bestonden er in Amsterdam klachten over de geelgieterij omdat:
“de roock ende damp van deselve geelgieterye sich de geheele buerte verspreyt ende niet alleen ’t gewas, ’t loff ende kruyt verderft maer oock op de liwaeten ofte clederen bepleckt”
Vanwege brandgevaar, rook en stank, die gepaard ging bij het gieten, werden gieters meestal aan de rand van de stad of zelfs buiten de stadsmuren gehouden. Ook in Amsterdam was dit het geval, want binnen de deftige grachtengordel mochten geen ambachten uitgeoefend worden. De Jordaan werd daardoor de wijkplaats voor de verdreven ambachten en bedrijven en zo een ongezonde omgeving. In de 19e eeuw werd de Jordaan nog als volgt beschreven:
“Langs de straten liepen diepe goten, open riolen. Uitwerpselen, slachtafval en vervuild water van alle mogelijke ambachten, alles bleef bij droogte liggen en stroomde als het regende naar de grachten. “
In een dichtgebouwd stadsdeel is brandgevaar niet denkbeeldig. Het bouwen van houten huizen was weliswaar na de middeleeuwen verboden, maar over de talrijke houten werkplaatsen en opslagplaatsen werd niets gezegd. Ook als de fabriekjes niet in brand stonden kwamen zware stinkende rookwolken uit de schoorstenen. De ‘geelgieters’ en de smederijen waren wat dat betreft berucht. Die kwamen, behalve met omwonenden, ook met de andere ambachtslieden hierover in conflict.
Het doorgeven van de geelgieterskunst
De kunst van het geelgieten is in de loop van de tijd weinig beschreven. Geelgieten leerde men in praktijk. Het ambacht werd mondeling doorgegeven. Het gietproces was vaak een familiegeheim. Hierdoor is er weinig literatuur over het geelgieten te vinden. In vele gevallen ging het bedrijf van vader op zoon over en leerde men het ambacht van zijn vader.
Familierelaties speelden een belangrijke rol bij het doorgeven van kennis, gereedschap en modellen. Het schema op de volgende bladzijde van families Dop en Backer uit Rotterdam illustreert dit. Elke laag stelt een generatie voor. Via de donkere pijlen in dit schema werd het ambacht van generatie op generatie doorgegeven. Het doorgeven van het ambacht binnen familierelaties blijkt ook uit het overzicht van de „beroepen van de poorters van Amsterdam tussen 1655 en 1700’ in het Amsterdams Stadsarchief, waarin de geelgieters zijn opgenomen en veel gevallen voorkomen waarbij zowel vader als zoon geelgieter waren.
Waarschijnlijk bezaten geelgieters zelf ook weinig literatuur over het geelgieten. De Rotterdamse geelgieter Arnout Specht was in het bezit van „eenige boeken‟ beschrijft Esther Lels in haar promotieonderzoek „Uyt den viere gevloten‟, waarbij ze vermeldt dat één ervan hoogstwaarschijnlijk de Bijbel was. In andere gevallen waren geen boeken aanwezig in de gieterij.

Toch blijkt uit een advertentie in het “Nieuws van den dag” van 17 november 1890 nog steeds kopergieters gevraagd te worden.
