Menselijk Bedrijf De Geelgieter
Een tekening uit 1796 van het interieur van de Nieuwe Kerk in Amsterdam door H.P. Schouten. De tekenende man rechts is de tekenaar zelf. De prachtige kroonluchters bestaan uit twee vluchten met een grote bol. Duidelijk is te zien dat de kronen opgehangen zijn aan massieve ijzeren staven, die met haken aan elkaar verbonden zaten. Over de verbindingen waren eikels bevestigd. Eikels waren goudkleurige houten bollen, die de verbindingen tussen de ijzeren staven bedekten. Ze stelden sterren voor, waardoor een verbinding met de hemel leek te zijn.

Inleiding

Aanleiding voor het samenstellen van dit boekje is de doorstart van de firma Brink & van Keulen. De firma restaureert en produceert als enig bedrijf in Nederland op een ambachtelijke wijze oud Hollandse koperen kroonluchters. Aanvankelijk vanuit de Haarlemse vestiging – nu vanuit de vestiging in Amsterdam.

In Amsterdam waren in de 17e eeuw de belangrijkste kopergieterijen van de Noordelijke Nederlanden gevestigd. Koperen kronen werden in de 17e eeuw duidelijk beschouwd als een teken van luxe. Niet voor niets schrijft de dichter Beaumont in een van zijn gedichten uit 1638 over de meest verlokkelijke koopwaar uit Amsterdam, waarin hij de kroonluchter als: “de kopere kroonen groot en opsightich” noemt.

Kroonluchter

De bekende prent van Jan Luyken van de geelgieter uit 1694 geeft een idee over dit oude ambacht.
Brink & van Keulen zet de traditie voort door het op de oorspronkelijk ambachtelijke wijze gieten en restaureren van koper, vooral van kroonluchters.

Omdat er nauwelijks literatuur blijkt te bestaan over de geschiedenis en de productie van koperen kroonluchters is getracht in dit boekje een indruk te geven over de kunst van het geelgieten. Hierin komen onder meer grondstof, geschiedenis, vormgeving, productie, en natuurlijk ook de geelgieter zelf aan bod.

Dit boekje is een aanloop naar een meer uitgebreide studie over koperen kroonluchters door de eeuwen heen. Wij hopen dat een dergelijk werk in de toekomst zal verschijnen. – Dorota Gazy en Jan Tolboom